vrijdag 11 juli 2014

DE GROTE KLINKERVERSCHUIVING

In zijn onvolprezen rubriek ‘taal’ in Trouw besteedde oud-hoofdredacteur Jaap de Berg onlangs aandacht aan de uitspraak van het Middelengels van de Canterbury Tales. Dit verhalende gedicht van Geoffrey Chaucer uit de veertiende eeuw geldt als een van de hoogtepunten van de Engelse literatuur. De Berg gebruikte de openingszin van het magistrale werk als voorbeeld van de tijdgebondenheid van uitspraak van klanken.

De eerste zin is als volgt: ‘Whan that Aprille with his shoures soote/ the droghte of March hath perced to the roote.’ In vertaling: ‘Wanneer april met zijn zoete regenbuien de droogte van maart tot in de wortel heeft doordrongen’. De uitspraak van deze zin is niet volgens de huidige Engelse regels, maar meer op z’n Nederlands. De a van whan, that en hath als in appel, de A van Aprille als in aardappel, de oo van soote en roote als in roos, de ou van shoures als de oe van zoet.

Het Engels werd toen veel meer ‘continentaal’ uitgesproken en is pas na Chaucers tijd gaan klinken zoals het nu klinkt. Taalhistorici noemen dat the Great Vowel Shift, de Grote Klinkerverschuiving. Ook in onze tijd is er in het Nederlands een klinkerverschuiving gaande. De ei /ij wordt steeds meer uitgesproken als aai, de ui wordt een au, de au/ou wordt aauw.

De Nederlandse taalkundige Jan Stroop heeft dit fenomeen een aantal jaren geleden onderzocht. Hij noemde deze uitspraakvariant Poldernederlands. Hij schreef er een boek over en op zijn website verzamelde hij geluidsfragmenten. Opvallend is dat vooral jonge, hoogopgeleide vrouwen deze uitspraakvariant bezigen. Onafhankelijk van hun geografische afkomst spreken ze Poldernederlands. Ook de omroepster op het station informeert reizigers dat ‘de traain naar Laaiden vertrekt van spoor neigen over vaaif minuten’.

Op zijn website ontvouwt Stroop daarover de volgende theorie: ‘Dat vrouwen vooroplopen in het spreken van Poldernederlands heeft, denk ik, te maken met recente maatschappelijke ontwikkelingen, die weer het gevolg zijn van economische factoren, groeiende welvaart voor velen, mogelijkheden tot ontplooiing voor iedereen. De groep die daar het meest van profiteert en ook wil profiteren is de groep die vanuit een achterstandspositie komt: jonge vrouwen.’

Taalkundig gesproken kenmerkt het  Poldernederlands zich door een verwijding van de diftongen (tweeklanken: ei, ui en au). Dat wil zeggen dat de stand van tong en onderkaak lager is dan bij de diftongen van het ABN. Een wijdere mond dus. Mond waaid oupen. De grote klinkerverschuiving van nu hebben we te danken aan jonge vraauwen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten